Begroting 2021

Financiële begroting

Balans

EU-lidstaten mogen een EMU-tekort realiseren van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. Voor de jaren 2020-2022 is afgesproken dat de gezamenlijke ruimte voor de decentrale overheden 0,4% van het bbp bedraagt. De gezamenlijke ruimte voor de gemeenten bedraagt 0,27% van het bbp. In de septembercirculaire Gemeentefonds 2019 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd, die de afzonderlijke gemeenten vanaf 2020 als richtsnoer kunnen hanteren. De referentiewaarde voor onze gemeente bedraagt € -2,615 mln.

De begroting van gemeenten wordt opgesteld conform een (gemodificeerd) stelsel van baten en lasten. Het EMU-saldo wordt echter niet berekend op basis van baten en lasten, maar op basis van ontvangsten en uitgaven. Anders dan in het stelsel van baten en lasten drukken investeringsuitgaven en aan- en verkopen in het jaar waarin de transactie wordt gedaan volledig op het EMU-saldo. Er wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen, noch met toevoegingen aan reserves en voorzieningen. Deze afwijkende berekening van het EMU-saldo leidt ertoe dat we ondanks een sluitende begroting een EMU-tekort hebben in 2021 en 2022.

EMU-saldo

2020

2021

2022

Volgens perspectiefnota 2020

Volgens begroting 2021

Volgens meerjarenraming in begroting 2021

1.

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

1.307

2.200

1.665

2.

Mutatie (im)materiële vaste activa

2.400

1.894

3.365

3.

Mutatie voorzieningen

246

-56

-563

4.

Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie)

-1.120

646

1.449

5.

Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa

0

0

0

Berekend EMU-saldo

274

-396

-3.712

Deze pagina is gebouwd op 11/09/2020 11:26:03 met de export van 11/09/2020 11:13:38