Sociaal Team Beuningen en de versterking van het netwerk
We versterken het netwerk en de contacten met zorgaanbieders en de 0e en 1e lijn. Dit betekent dat we dusdanig preventief werken dat we ook aansluiten bij bijvoorbeeld buurtnetwerken, seniorenverenigingen, sportverenigingen, tandartsen en pedicures, omdat zij een signaalfunctie hebben. We verstevigen onze contacten met deze partijen zodat we signalen eerder oppikken en een betere samenwerking tot stand komt tussen preventie en zorg.
Deze contacten zijn nog om een andere reden van groot belang. Zij vormen een aanvulling op allerlei contacten die we als gemeente onderhouden met een breed palet aan partijen binnen de gemeente. Samen met input van inwoners, ondernemers, de Cliëntenraad Beuningen en andere betrokkenen stellen zij ons in staat om meer preventief te werken. Maar ook ontwikkelingen te signaleren en waar nodig bijstellingen te doen in het beschikbare ondersteuningsaanbod aan activiteiten. Daarom zetten we in 2021 onverminderd in op het onderhouden van contacten met betrokken partijen.
Inverdieneffect Sociaal Team
Voor het Sociaal Team is extra budget beschikbaar gesteld, zodat het meer preventieve activiteiten kan verrichten en kortdurende ondersteuning kan leveren. Daarbij is de insteek dat zij minder trajecten voor individuele begeleiding uitzetten bij zorgaanbieders. De extra middelen voor het Sociaal Team leiden daarmee tot lagere uitgaven voor maatwerkvoorzieningen. Ervaringen in 2019 lieten echter zien dat we dit effect niet of moeilijk cijfermatig kunnen aantonen. Allereerst zien we al langere tijd een toename in intensiteit van ondersteuningsvragen. Daarnaast is het aantal aanvragen toegenomen en er is op het moment weinig reden om te veronderstellen dat dit in 2021 substantieel gaat dalen. Het is dan ook de verwachting dat de formatie voor het Sociaal Team nodig blijft om kortdurende ondersteuning te kunnen leveren en ondersteuningsverzoeken van inwoners te behandelen. Op de gemeente rust immers de plicht om voldoende aanbod te hebben voor inwoners met een ondersteuningsvraag.
Wat we wel zien, is dat we door het zelf bieden van kortdurende ondersteuning beter kunnen inschatten welke geïndiceerde zorg aansluitend nodig is. Dit betekent een efficiëntere inzet van maatwerkvoorzieningen. Daarom onderzoeken we (met inachtneming van bovengenoemde kanttekeningen) nogmaals of we dit effect kunnen aantonen. De uitkomsten presenteren we in 2021. In de begroting voor 2021 verwerken we wel incidenteel een bedrag van € 100.000 om het cijfermatig niet of moeilijk aantoonbare inverdieneffect te compenseren.
Algemene voorzieningen jeugd en Wmo
We zetten in op vier speerpunten voor het intensiveren van het jeugdbeleid:
1. Herijking jongerenwerk
2. Gezinnen voor elkaar
3. Pilot Kind en Gezin (Jeugd GGZ)
4. Preventie in onderwijs
1. Herijking jongerenwerk
Door de ontwikkeling van de maatschappij en de inzet van straatcoaches op overlastgevende jeugdgroepen zijn accentverschuivingen ontstaan. Dit heeft effect op de opdracht voor het jongerenwerk. Bij de jongerenwerkers, jongerenverenigingen en gemeente leven diverse vragen over de actualiteit van de huidige gemeentelijke opdracht en visie op het jongerenwerk. Dit is reden om het jongerenwerk opnieuw tegen het licht te houden. De inzet van straatcoaches (die een belangrijke pedagogische en mentorfunctie vervullen bij jongeren in onze gemeente) nemen we mee in deze herijking. Doel is om begin 2021 tot een nieuwe opdracht te komen. Het jongerenwerk is een belangrijk instrument in de preventie onder jeugdigen. Jongerenwerk draagt bij aan talentontwikkeling en voorkomen van ontwikkelingsproblemen.
2. Gezinnen voor elkaar
We willen het project Gezinnen voor elkaar intensiveren door het aantal matches verder uit te breiden. Bij Gezinnen voor elkaar koppelen we een gezin dat overbelast is (vraaggezin) aan een gezin dat ondersteuning wil geven (steungezin). Doordat gezinnen tijdelijk worden ondersteund door andere gezinnen of door een gezinsbuddy kunnen ze weer op kracht komen en het in een later stadium zelf oppakken. Ouders houden hierbij de regie. De ondersteuning is laagdrempelig en dichtbij in de wijk.
3. Pilot Kind en Gezin (Jeugd GGZ)
Zie voor de plannen met de pilot Kind en Gezin (Jeugd GGZ) programma 2 - Jeugd.
4. Preventieprogramma in onderwijs
We investeren in de samenwerking met het primair onderwijs (bovenbouw) op het gebied van preventie (denk aan voorlichting over thema’s als mediawijsheid, genotmiddelen, veiligheid en welbevinden). We creëren een programmatische aanpak voor de lange termijn in samenwerking met onderwijs en GGD. De Gezonde School-aanpak vormt hierbij de basis.
Binnen het product Algemene voorzieningen jeugd en Wmo geldt dat we in 2021 voortborduren op de koers die we eerder zijn ingeslagen. De begroting laat wel toenemende lasten zien. Dat komt onder meer door het budget vervoer via de BVO DRAN. Die partij voert namelijk vanaf augustus 2020 het leerlingenvervoer uit en dat leidt tot een meerjarige bijstelling van het budget. Ook vindt een administratieve correctie plaats in de begroting. We boeken de kosten voor het leerlingenvervoer vanaf 2021 op het budget voor de BVO DRAN en niet meer vanuit programma 4 - Welzijn en Educatie.
Beschermd wonen en maatschappelijke opvang
In 2021 werken we aan sociale inclusie van mensen met een psychische kwetsbaarheid en aan leefbaarheid. We starten met pilots en projecten in wijken met een lage vitaliteit. Door te werken aan de beschikbaarheid van laagdrempelige voorzieningen in de wijk voor mensen met een psychische kwetsbaarheid bevorderen we maatschappelijke participatie en voorkomen we (intensieve) inzet van zware/specialistische zorg.
In de begroting is een bedrag opgenomen voor Beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Daarbij is specifiek gerekend met een tijdelijk budget, bedoeld voor een zorgvuldige voorbereiding op de decentralisatie Beschermd Wonen.
Wet inburgering
Voor de uitvoering van de nieuwe Wet inburgering werken we samen met gemeenten in de regio. We kopen gezamenlijk inburgeringstrajecten in. Ook de inkoop van schakelprogramma’s voor beroeps- en hoger onderwijs organiseren we regionaal, net als het aansturen en regisseren van de onderwijsroute. De inkoopprocedure is afhankelijk van lagere regelgeving, die in het eerste kwartaal van 2021 definitief is.
De regiogemeenten gaan de onderliggende werkprocessen harmoniseren en afstemmen. Het gaat daarbij om de brede intake (assessment; begint al bij opvang in AZC), persoonlijk inburgerings- en participatieplan (PIP) en gegevensuitwisseling met ketenpartners.
Integrale en ontwikkelingsgerichte ondersteuning voor statushouders vraagt om een goed georganiseerd casemanagement (klantregie) binnen de gemeentelijke organisatie. Ook in de eerste helft van 2021 werken we aan de inrichting van de uitvoering en kennisoverdracht voor de betrokken dienstverleners en ketenpartners.
Voor de participatie van inburgeraars is een rol weggelegd voor lokale samenwerkingspartners en initiatieven. Vooral mensen die in de zelfredzaamheidsroute komen, zijn daarvoor de doelgroep. Deze route is voor inburgeraars bij wie we tijdens de brede intake vaststellen dat zij zeer veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal. Als gemeente werken we samen met Berg en Dal en Heumen in een pilot voor de groep die onder de huidige wet ontheffing heeft van de inburgeringsplicht. Het is een intensief programma met taallessen en ervaring opdoen met alledaagse zaken in de praktijk. Dit project loopt tot in 2021 en wij gebruiken de ervaringen voor de groep die onder de nieuwe wet valt.
Het Rijk stelt middelen beschikbaar voor de invoeringskosten. We ontvangen deze in 2020 voor de jaren 2020-2021. Omdat de invoeringsdatum van de nieuwe Wet inburgering begin 2020 is verschoven van 1 januari 2021 naar 1 juli 2021 maken we extra kosten aan het eind van en na het invoeringstraject van de nieuwe wet. De middelen zijn bedoeld voor de regionale projectleider die de gezamenlijke inkoop regelt van onder meer de onderwijsroutes voor de inburgeraars.
De impulsgelden zijn ook bedoeld voor het opzetten en voorbereiden van de interne organisatie. We kunnen hierdoor de regie voeren in overeenstemming met de nieuwe wet.
We zien binnen het programma Maatschappelijke Ondersteuning dat de uitgaven meerjarig een stijgende lijn hebben vertoond. Voor zover we nu kunnen zien, is dat geen incidenteel effect en lijkt er sprake te zijn van een structurele ontwikkeling. We zien onder meer dat het aantal cliënten sterk toe is genomen. De belangrijkste verklaring voor deze toename van cliënten komt door de invoering van het abonnementstarief. Ook wonen mensen langer thuis wonen waardoor de complexiteit van de voorzieningen toeneemt. Tenslotte speelt uiteraard ook vergrijzing een rol. Daarom hebben we enkele budgetten meerjarig aangepast. Dit is met name van toepassing op budgetten voor reguliere- en specialistische begeleiding Wmo, pgb’s Wmo, hulp bij het huishouden en vervoer.